Alles over visserijkundige onderzoeken
Wellicht heb je onze onderzoeksbus met daarachter een trailer en boot al eens voorbij zien rijden. Sinds jaar en dag verricht Sportvisserij Nederland namelijk visserijkundige onderzoeken door heel Nederland. Meestal vormt een hengelsportvereniging die problemen ervaart met de visstand of vragen heeft over het visstandbeheer de aanleiding. In dit artikel gaan we eens wat dieper in op deze onderzoeken.
Waterkwaliteitsmeting
Eerst wordt het water – ‘het huis van de vis’ – in kwestie goed in kaart gebracht middels een zogenaamde milieu-inventarisatie. Dat begint al op kantoor door het wateroppervlak te berekenen met ArcGISsoftware. Tijdens een veldbezoek wordt vervolgens gekeken naar de waterplantenbedekking, een aantal dieptemetingen gedaan en op die plekken ook de baggerdikte gemeten. Zo ontstaat al een aardige indruk van de lokale leefomstandigheden voor vis. Ook worden diverse waterkwaliteitsparameters in kaart gebracht, zoals de zuurgraad, het zoutgehalte en zuurstofgehalte. Laatstgenoemde wordt vaak ook bij de bodem gemeten omdat een dikke baggerlaag reden kan zijn voor zuurstofloosheid bij de bodem.
Direct advies
Na het veldbezoek worden deze gegevens geanalyseerd op het kantoor van Sportvisserij Nederland in Bilthoven. Soms volgt daaruit al direct een concreet advies, zoals het plaatsen van beluchters als blijkt dat de zuurstofhuishouding niet in orde is. Verenigingen melden namelijk wel eens dat de vissen in het midden van het water of dieper dan 3 meter niet meer te vangen zijn. Vaak duidt dit op een te laag zuurstofpercentage in de onderste waterlagen. In extreme gevallen worden grote vissen zelfs uitsluitend in het riet waar genomen, omdat op de diepere delen te weinig zuurstof in het water zit. Op grotere en diepere wateren wordt ook met de sonar gekeken naar de verspreiding van vis, het voorkomen van een spronglaag en een dieptekaart gemaakt.
Aalscholver issue
Een ander issue het aalscholverprobleem – iets waar veel verenigingen mee kampen. Op veel, vooral kleinere, verenigingswateren vormt dit nog steeds een issue. De aantallen aalscholvers laten weliswaar een lichte afname zien, maar dat effect is op visvijvers nog niet te merken. Om aalscholverpredatie tegen te gaan adviseren we om structuren in het water aan te brengen, zoals gebundelde takken kaphout of ‘vissenbossen’. Inmiddels zijn ook al ervaringen opgedaan met ‘gaaskooien 2.0’ – gemaakt van bouwhekken
Overgaan tot afvissing
Als de effecten van de getroffen maatregelen naar aanleiding van de zomerinventarisatie moeten worden geëvalueerd, kan daar aanvullend nog een visserijkundig onderzoek in de winterperiode uit voortvloeien. Zo kan het interessant zijn om een afvissing rond de geplaatste vissenbossen uit te voeren om te kijken of er daadwerkelijk kleine vis zit. Ook als er slecht wordt gevangen en de oorzaak daarvoor niet in de milieuomstandigheden ligt, wordt dikwijls een visstandbemonstering geadviseerd.
Met speciale teilen wordt de gevangen vis overgebracht naar de meetplaats.
Zegen en elektro
Zo’n afvissing gebeurt op een gestandaardiseerde manier, waar zowel de zegen- als elektrovisserij aan te pas komen. De zegenvisserij vindt plaats op het open water. De zegen wordt daarbij min of meer in een cirkel uitgevaren en daarna langzaam in de boot of op de kant binnengehaald. De gevangen vis zit opgesloten in de zak en wordt met behulp van schepnetten in teilen overgezet. De elektrovisserij vindt plaats in de oeverzone, waarbij doorgaans totaal andere soorten en formaten worden gevangen. Beide methoden vullen elkaar goed aan en zo ontstaat een compleet beeld van de visstand. De gevangen vis wordt via de teilen naar de verwerkingsplek bij de onderzoeksbus gebracht en daar vervolgens gemeten en gewogen.
Adviesrapport
De vangstgegevens worden op speciale veldformulieren genoteerd en later op kantoor ingevoerd in PISCARIA. Met dit computerprogramma worden tabellen en figuren gemaakt die mooi laten zien hoe het is gesteld met de algehele visbezetting (de biomassa), soortendiversiteit en lengte-frequentie-verdeling van de aangetroffen vissoorten. In het adviesrapport dat volgt worden deze gegevens beoordeeld en daaruit volgen specifieke adviezen. Daarbij wordt ook goed gekeken naar de mogelijkheden van een water. Sommige wateren lenen zich immers niet goed voor de jeugd of recreatievisser, terwijl andere vijvers weer bij uitstek geschikt zijn voor bijvoorbeeld de uitzet van karpertjes of als wedstrijdwater.
Veel en klein
Voor de jeugd zijn kleine wateren in de bebouwde kom vaak ideaal, waarbij het uitzetten van hoge dichtheden kleine karpers leidt tot veel extra visplezier. Veel vis betekent – vanwege meer voedselconcurrentie – over het algemeen wel dat de gemiddelde formaten relatief achterblijven. Veel, maar kleine vis dus. Op grotere en diepere wateren is het een ander verhaal. Die zijn vaak geschikt voor een lage karperbezetting, waardoor de karpers een specimen formaat kunnen bereiken. In zo’n geval kan het advies ook zijn om slechts enkele karpers van een wat groter formaat uit te zetten.
Geen pootvis
Vroeger – en dan praten we echt over ettelijke decennia geleden – was er vaak sprake van een sterk ‘verbrasemde’ situatie, waarbij al snel werd geadviseerd om een deel van de witvis te verwijderen. Die tijden liggen ver achter ons. In de praktijk wordt door sommige verengingen tegenwoordig juist blankvoorn, brasem of een mix van beide uitgezet. Dit is echter allesbehalve zaligmakend. Niet zelden is de klacht die daarop volgt dat de uitgezette vissen in de loop van het seizoen niet meer worden gevangen. Dat valt te verklaren, want tijdens een visserijkundig onderzoek blijkt dan vaak dat de uitgezette vissen ook helemaal niet meer aanwezig zijn (oftewel: die zijn doodgegaan). Het advies is dan ook altijd om vooral geen ‘wildvang’ c.q. handelspootvis meer uit te zetten, maar over te stappen op kweekvis.
Wel kweekvis
Kweekvis – zoals kleine karpertjes of zeelt – geldt als een veel duurzamere oplossing. Jonge, vitale kweekvis is namelijk aanzienlijk beter geschikt voor kleine wateren dan witvis die afkomstig is van groter water (zoals de Randmeren of zelfs de grote rivieren). De overgang is voor kweekvis veel minder groot en bovendien betreft dit veelal jonge en sterke karpertjes. Dit in plaats van (deels ook oudere) witvis die extra kwetsbaar is voor stress bij vangst, transport en het overzetten naar een totaal nieuw water. Nog even los van het bijkomende feit dat handelspootvis ook een doorn in het oog is van de bij de aanvankelijke wegvanglocatie gedupeerde sportvissers.
Op hoog bezette visvijvers wordt soms ook geadviseerd om bij te voeren zodat de vissen in optimale conditie blijven. De ervaring leert dat dit helemaal niet ten koste gaat van de vangbaarheid, zoals sommige sportvissers beweren. Dankzij het bijvoeren blijven de vissen gezonder, hebben ze meer weerstand tegen ziektes, zijn ze een stuk actiever en dus ook beter vangbaar.
Dertig per jaar
Aan de hand van een Kort Advies – met of zonder afvissing – wordt de planmatige koers qua lokaal visstandbeheer voor een aantal jaren vastgelegd voor de vereniging zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Ook liggen deze Kort Advies-rapporten vaak op tafel bij gemeenten en waterschappen om bepaalde maatregelen ook buiten de organisatie bespreekbaar te maken en goed te kunnen onderbouwen. Sportvisserij Nederland brengt jaarlijks zo’n dertig Kort Adviezen uit voor aangesloten verenigingen door heel het land. Wie weet kunnen we jouw vereniging in de toekomst ook eens helpen?
Bij de onderzoeksbus wordt van vrijwel elkevis de soort, lengte en het gewicht genoteerd.