Blankvoorns met twee zenders (onderzoek)
In de Westerwoldse Aa zwemmen ruim dertig blankvoorns met twee zenders rond. Deze vissen zijn in opdracht van Hogeschool Van Hall Larenstein en Waterschap Hunze en Aa’s door medewerkers van Sportvisserij Nederland gemerkt om de passeerbaarheid van het stroomgebied van deze heringerichte laaglandbeek te onderzoeken.
De Westerwoldse Aa is vanaf de spuisluis van Nieuwe Statenzijl tot aan de bron bijna weer optrekbaar. Onderzoek met blankvoorns moet uitwijzen hoe vissen het beeksysteem gebruiken.
De flinke opknapbeurt van het tachtig kilometer lange traject – van het Bargerveen in Zuidoost-Drenthe tot de spuisluizen van Nieuwe Statenzijl bij de Dollard – omvatte het verwijderen van 47 knelpunten die trekvis het leven zuur of zelfs onmogelijk maakten. “Dat was vooral bedoeld voor diadrome vissen zoals de aal, spiering en driedoornige stekelbaars, maar andere vissoorten profiteren ook van de verbeterde migratiemogelijkheden en heringerichte leefgebieden. Zoals de blankvoorn.”
Peter Paul Schollema, aquatisch ecoloog bij Waterschap Hunze en Aa’s.
Vrije doorgang
Deze vissoort zat tot voor kort ‘opgesloten’ tussen de stuwen in de gekanaliseerde beek. Schollema: “In het ene gedeelte waren bijvoorbeeld de paaiomstandigheden goed, terwijl het andere juist veel voedsel bood. Nu kunnen ze binnen het hele stroomgebied in vrijheid plaatsen opzoeken die bieden wat ze nodig hebben. Of en hoe de blankvoorns dit doen, onderzoeken we de komende jaren als onderdeel van het Waddenfondsproject ‘Ruim Baan voor Vissen 2’. Werken de vismigratievoorzieningen? Zien we mogelijk knelpunten over het hoofd? Of gebruiken de vissen andere routes dan gedacht?”
Andere interessante vragen waar de onderzoekers graag antwoorden op willen krijgen zijn onderdeel van een groter geheel. “Paaien de blankvoorns steeds op dezelfde plekken? Is er wellicht uitwisseling met andere systemen? En is de populatie één groot bestand of is die opgebouwd uit meerdere deelbestanden?”
Op detailniveau
Om daar beter zicht op te krijgen zijn in het voorjaar van 2021 en 2022 ruim dertig volwassen blankvoorns gezenderd door Sportvisserij Nederland in samenwerking met Hogeschool van Hall Larenstein en Visadvies. Deze vissen zijn gevangen door het monitoringsteam van Sportvisserij Groningen Drenthe in samenwerking met visserijbedrijf Vos en op de vangstlocatie door middel van een chirurgische ingreep – onder volledige verdoving – voorzien van twee verschillende zenders in hun buikholte.
De blankvoorns zijn op de vangstlocatie door middel van een chirurgische ingreep – onder volledige verdoving – voorzien van twee verschillende zenders in hun buikholte.
“De ene is een akoestische zender met een levensduur van circa twee jaar. De andere zender is een PIT-tag met een ongelimiteerde levensduur”, licht Schollema toe. “Door gebruik te maken van beide typen zenders is het mogelijk om in detail te kijken naar zowel de migratieroutes in de grotere beken en kanalen van het systeem, als naar de migratie in smallere watergangen, vistrappen en aangrenzende gebieden buiten het systeem van de Westerwoldse Aa.”
PIT-meetnet Westerwolde
Lange termijn
De eerste onderzoeksresultaten wijzen erop dat de blankvoorns veel rondtrekken. “De aanname was dat de brakke en voedselrijke polders en kanalen in het noordelijke deel van het stroomgebied een grote aantrekkingskracht uitoefenen. De vissen hier worden niet voor niets zo groot: met een lengte van maximaal zo’n 35 tot 40 cm zijn het bakbeesten van blankvoorns – vanwege hun formaat ook wel ‘klompvoorns’ genoemd.
Bij het gemaal Hongerige Wolf zien we dat ze veel gebruikmaken van de vispassage, dus het idee van migratie naar voedselrijke gebieden lijkt te kloppen.” Om een volledig beeld te krijgen blijven de onderzoekers ook op de lange termijn monitoren hoe de blankvoorns het systeem en de andere vispassages gebruiken. “Je moet de levenscyclus van een vissoort doorlopen om alle informatie op een rijtje te krijgen. Die van de blankvoorn in dit systeem beginnen we net een beetje in het vizier te krijgen.”
Indicatorsoort
Door meer leefgebieden – zoals zijbeken en polders, de haarvaten van het stroomgebied – te ontsluiten en zogenaamde relictbestanden van het oude beeksysteem met elkaar te verbinden, hopen de betrokken partijen een groter, robuuster en gezonder geheel te creëren.
“De effectmonitoring van de maatregelen zal moeten uitwijzen of de blankvoorn weet te profiteren van de verbeteringen die we in gang hebben gezet. Daar hopen we uiteraard op, want de blankvoorn is niet alleen een vertegenwoordiger van het noordelijk zeekleigebied, maar ook een indicatorsoort voor vismigratie. Weet die zijn weg te vinden in het beeksysteem van de Westerwoldse Aa, dan profiteren andere vissoorten daar eveneens van.”
Gewone vis, maar wel heel belangrijk
Hoewel de blankvoorn wellicht wat ‘gewoontjes’ mag lijken voor een dergelijk uitgebreid onderzoek, is de soort volgens Schollema een essentieel onderdeel van het ecosysteem. “Al is het maar omdat Rutilus rutilus een belangrijk deel van het visvolume in de Westerwoldse Aa omvat en daarmee ook een belangrijke voedselbron is voor allerlei roofvissen en vogels. Bovendien komt deze soort gedurende het jaar verspreid voor in het gebied, zowel in de zoete als brakke delen van het systeem.
In het voorjaar kan blankvoorn richting de meer stroomopwaarts gelegen ondiepere, begroeide delen trekken om zich daar voort te planten. Bij deze paaitrek over meerdere kilometers zijn ze gevoelig voor belemmering door barrières als stuwen en sluizen.” Door inzicht te krijgen in hun verspreiding en migratieroutes kan de benutting en passeerbaarheid van het systeem – inclusief die van de bijbehorende migratievoorzieningen – goed in beeld worden gebracht.