Stille wateren hebben diepe gronden: gokken met baggerstort in diepe plassen

Rijkswaterstaat controleert en zonder aanvoer
van elders zou het project eindeloos gaan duren.

Stevige kritiek

Toch kwam er stevige kritiek, onder meer van
Joop Harmsen, milieuchemicus bij Wageningen
Universiteit
. Hij was rond 2008 als adviseur
betrokken bij aanscherping van het verondiepingsbeleid.
“Je moet je afvragen of er niet
teveel plannen zijn voor verondieping. Een van
de voorwaarden is dat je binnen tien jaar na
aanvang een project moet afronden. Als dat
telkens niet lukt, hebben we of te weinig
baggerspecie of teveel plannen. In Nederland
moeten we nu eerst maar eens lopende
projecten afronden en herinrichten. Import is
voor mij echt een stap te ver en in strijd met
de geest van de wet.”

Belangrijk uitgangspunt was volgens Harmsen
dat grond en bagger wordt gebruikt uit een
beheersgebied, bijvoorbeeld een waterschap.

Harmsen noemt het project Ruimte voor de
Rivieren een goed voorbeeld van lokale
verwerking. “Materiaal wordt gebaggerd uit de

uiterwaarden, dat creëert ruimte voor de rivier
en nieuwe natuur. Met dat materiaal kun je
diepe plassen in de uiterwaarden verondiepen.

Een ander voorbeeld is de Meeslouwersplas in
de buurt van Leiden waar al jaren problemen
zijn met de stabiliteit van de oevers. De plas
wordt sinds kort verondiept met grond die
vrijkomt bij de aanleg van de Rijnlandroute.” 

Risicovol materiaal

Voor de rechtvaardiging van een verondieping
moet het geheel van ingrepen een voordeel
opleveren. Harmsen: “Dat heet het stand-stillbeginsel.
Die afweging kun je lokaal maken,
maar niet als je materiaal van de ene hoek van
Europa naar de andere sleept. Met import ben
je het idee van lokale verbetering kwijt.
Bovendien haal je risicovol materiaal uit
het buitenland.” 

De risico’s zitten volgens Harmsen niet alleen
in vervuiling met bijvoorbeeld PCB’s. Bij import
groeit de kans dat het materiaal geochemisch
verschilt van Nederlandse bodems. Bij aanvoer
van kalkrijk materiaal of grond met gips
(calciumsulfaat) kunnen zo problemen
ontstaan. Calciumsulfaat wordt bijvoorbeeld
door bodembacteriën gebruikt, waarbij
waterstofsulfide ontstaat. 

“Waterstofsulfide
is giftig en kan voor een dode plas zorgen en
bindt de sulfide aan ijzer in de bodem. IJzer is
nodig om fosfaat gebonden te houden. Je kunt
na verondieping met zulk materiaal een
fosfaatprobleem met bijbehorende algengroei
krijgen in het water. Er zijn veel testen
beschreven in de regelgeving maar in
Nederland heb je geen grote hoeveelheden
calciumsulfaat in de bodem. Er is nooit
voorzien dat je daarop zou moeten toetsen.” 

Vervuilde bagger afkomstig uit het buitenland wordt in schone diepe plassen in Nederland gestort.

Kulargument

Harmsen twijfelt aan de rechtvaardiging die
wordt gegeven voor de noodzaak van import
en verondieping. “Zoveel diepe plassen hebben
we niet en we hoeven ze ook niet allemaal te
verondiepen. Diepe plassen ontwikkelen een
eigen ecologie en visstand die ook interessant
kan zijn.”

Bioloog Fons Smolders, bijzonder hoogleraar
Toegepaste biogeochemie aan de Radboud
Universiteit Nijmegen
en werkzaam bij

Onderzoekcentrum B-WARE, noemt het idee
dat diepe wateren van nature weinig
ecologische waarde hebben ‘een kulargument’.

Smolders: “Ik heb zelf jaren geleden midden in
de winter gedoken in recreatieplas De Groene
Heuvels bij Nijmegen, naar een diepte van

dertig meter. De bodem lag bezaaid met
honderden baarzen, die blijkbaar de bodem
opzoeken om te overwinteren. Dat is echt

spectaculair om te zien. Dat soort functies
hebben deze plassen ook. De ecologische
waarde van diepe plassen is slecht onderzocht.

Vaak is de waterkwaliteit opvallend goed,
als je de oevers dan slim aanlegt, krijg je
potentieel zelfs vegetaties met zeldzame
soorten als oeverkruid en waterlobelia.”

Het paradoxale is volgens Smolders dat
iedereen onder de noemer van natuurontwikkeling
wil verondiepen, terwijl er in Nederland
al veel ondiepe wateren zijn met veel voedselrijke
bodems, plus bijbehorende problemen
met de waterkwaliteit, blauwalgen en
waterplanten. In de ondiepe wateren van het
Gooimeer en Eemmeer groeien de laatste jaren zoveel waterplanten, dat er uitgebreid gemaaid moet worden om de pleziervaart de ruimte te geven.

Smolders denkt dat onderhoud van diepe plassen eenvoudiger en goedkoper is, met ruimte voor watersport en interessante 

onderwaternatuur. “Tenminste, als je tijdens
de zandwinning direct al de oeverzones goed
aanlegt – maximaal drie a vier meter diep –

dan kun je prachtige natuurontwikkeling krijgen.
Je moet niet van oever tot oever diep ontgronden
met het idee dat je het gat later toch weer gaat
dichtkiepen met vervuilde bagger.” 

Verbetering waterkwaliteit

De waterkwaliteit van diepe plassen is volgens
hem eenvoudig te verbeteren, bijvoorbeeld als
de fosfaatgehalten hoog zijn en er problemen
met blauwalg of zuurstofloosheid ontstaan.

Hij heeft onlangs, samen met collega Hilde
Tomassen, een onderzoek afgerond aan de
Ouderkerkerplas, een oude zandwinput in de

buurt van Amsterdam. Deze plas had ooit een
prima waterkwaliteit maar sinds de jaren
negentig stegen fosfaatconcentraties en

ontstond in de zomer bloei van blauwalg.

De oorzaak ligt waarschijnlijk in de fosfaatrijke
bodem die ooit in de plas is gestort, vertelt
Smolders. Daardoor was een cyclus gestart die
zichzelf in stand hield. “Het diepe deel werd in
de zomer zuurstofloos waardoor de bodem
fosfaat ging naleveren. Dat fosfaatrijke water
mengde in het najaar door de hele plas; in het
voorjaar stimuleerde het algengroei boven de
spronglaag. De algen zonken naar de bodem,
werden afgebroken, waardoor weer zuurstofloze
omstandigheden ontstonden. Als je
eenmaal algenbloei hebt, zit je dus ‘gevangen’.

Er volgde een experiment met het toedienen
van pure zuurstof via een persleiding in het
diepe deel van de plas, een meter boven de
bodem. De belletjes zijn zo klein dat het
zuurstofgas direct oplost; aan het oppervlak is
niets te zien. In de zomer wordt zo zuurstofloosheid
voorkomen. De fosfaatconcentratie
in de Oudekerkerplas is na zeven jaar met
negentig procent gedaald, het doorzicht is
toegenomen van dertig centimeter naar drie
à vier meter. “In de zomer komt er nu geen
fosfaat meer vrij en het fosfaat uit dode algen
wordt bovendien aan de bodem gebonden.

Je kunt dus diepe plassen met een slechte
waterkwaliteit relatief eenvoudig weer helder
krijgen. Dit soort elegante oplossingen hebben

we niet voor ondiepe plassen.” 

Duikers nemen zelfs op grote dieptes karpers waar.

Levende putten

Dat de bodem van diepe plassen in de zomer
altijd zuurstofloos is en afsterft, is een
misverstand, zegt ecoloog Laura Seelen,

onderzoeker bij het Nederlands Instituut
voor Ecologie
(NIOO-KNAW).
Haar promotieonderzoek werd geïnitieerd
door de provincie Noord-Brabant, die veel
vragen kreeg over het verondiepen van
zandwinputten. Seelen onderzocht de
ecologie van 51 diepe plassen in de provincie
en dook tientallen keren naar grote diepte.
“Het water op grote diepte is maximaal zes
graden.”

Zo kon ze zien waar waterplanten groeien: een
graadmeter voor de kwaliteit van een plas.
“De maximale diepte waarop planten

voorkomen geeft een goed beeld hoe diep het
zonlicht het hele jaar kan doordringen. Er werd
altijd gezegd dat de maximale diepte voor

plantengroei in Nederland vier a vijf meter zou
zijn, maar dat is absoluut niet waar. Ik heb
regelmatig op dieptes van achttien meter

waterplanten gevonden. Vaatplanten als
waterpest vind je tot een diepte van zes à
zeven meter. Dieper groeien vooral kranswieren,

de soorten die watermanagers graag
willen hebben, want die geven een goede
waterkwaliteit aan.” 

Aanvankelijk was Seelen van plan om in elke
plas ook de visstand in kaart te brengen maar
door de hoge kosten en bewerkelijkheid bleek
dat niet mogelijk binnen haar project.
“Een bedrijf dat visstandbemonsteringen
uitvoert, vertelde me dat het lastig is om in

een diepe plas een betrouwbare vistelling te
doen, bijvoorbeeld doordat bij bevissing de
randen van het diepe deel onbevist blijven.

Er zijn schattingen van de hoeveelheid vis per
hectare in diepe plassen maar die lijken mij aan
de hoge kant. Ik weet overigens niet of een
lage visbiomassa in principe nadelig is: vis
heeft op een diepe, heldere plas de potentie
om groter te groeien. Ik heb regelmatig forse
karpers gezien. Tenminste, ik vind zeventig
centimeter best groot. Of snoeken van een
meter. Dan schrik je wel als je in het water ligt
en zo’n vis zwemt op je af.”

Baarzen overwinteren soms op dieptes van 30 meter.

Spronglaag

In alle diepe plassen ontstaat in de loop van het
voorjaar een spronglaag op een diepte van vier à
tien meter, die in het najaar door afkoeling en
menging door windwerking weer verdwijnt.

De spronglaag is de scheidslijn tussen koud water
in de diepte en warm water aan het oppervlak.
Toch is een spronglaag beslist geen verstikkende
deken, die dood en verderf zaait in de diepte.

Planten, ongewervelden en vissen kunnen prima
onder een spronglaag leven, zegt Seelen.
“Een spronglaag is in de eerste plaats een

temperatuurgradiënt. Pas als er veel voedingsstoffen
in een plas zitten, zakt veel organisch
materiaal naar beneden, dat wordt verteerd door
bacteriën, die zuurstof verbruiken. En omdat de
diffusie van gassen door de spronglaag minimaal
is, kan het vervolgens onderin zuurstofloos
worden. Maar in een plas met voedselarm water
gebeurt dat niet. Het is voedselrijkdom, niet de
spronglaag die voor problemen zorgt.”
Seelen heeft van alles gemeten aan de watersamenstelling,
sediment, algen en watervlooien.

“Niet alle plassen zijn even mooi maar er zijn erbij
die een hoge kwaliteit hebben, vooral als ze door
voedselarm kwelwater worden gevoed. Diepe
plassen zijn vaak van betere kwaliteit dan ondiep
water in de omgeving. Ze lijken ook plek te bieden
aan zeldzamere plantensoorten.”

Ze gaat haar bevindingen de komende maanden
omzetten in een systeem dat provincies,
gemeenten en waterschappen kunnen gebruiken om te beslissen over ecologisch beheer en
recreatie in diepe wateren, plus de vraag over
eventueel verondiepen. “Vanuit het Besluit Bodem
en de Handreiking diepe plassen wordt gezegd dat er een verbetering van de ecologische waarden moet optreden, wil er een verondieping plaatsvinden. Bij de provincie Noord-Brabant wist men eigenlijk niet wat de huidige kwaliteit van deze wateren is. Hoe kun je dan spreken van een verbetering?”

Bij een verondieping wordt op dit moment
gevraagd naar een quickscan, zegt Seelen.
“Die gaat vooral over de oeverbegroeiing en de

waterkwaliteit aan de oppervlakte. Er wordt
niet gevraagd: ga in het diepe kijken en meten
of het water op diepte van goede kwaliteit is.

Het Besluit Bodemkwaliteit en de Handreiking
voor inrichting van diepe plassen beschrijven
dat de ecologie moet verbeteren, maar wat

dat is wordt overgelaten aan degene die
verondiept. Ik ben overigens helemaal
niet tegen verondiepen, ik ben wel tegen de
aanname dat diep water zuurstofloos is en
verondiepen altijd een verbetering oplevert.” 

Seelen geeft aan dat haar onderzoek straks
een veel gevarieerder beeld oplevert van de
ecologie van diepe plassen. Het maakt de

keuzes van waterbeheerders er niet eenvoudiger
op. Het vraagt meer onderzoek en een
ingewikkelder afweging. “Maar dan is het

wel een weloverwogen beslissing in plaats
van een gok. De meeste waterbeheerders
die ik spreek vinden dat alleen maar prettig.

Dan kunnen ze ook uitleggen waarom een
bepaalde keuze wordt gemaakt. Dat is beter
dan geloven dat verondiepen altijd goed is en

gewoon maar wat doen.” 

De lichtschuwe snoekbaars migreert in de winterperiode naar diepe en donkere zandwinplassen die in verbinding met de rivier staan.

Bijzondere flora en fauna

“Een aantal hengelsportverenigingen heeft
diepe plassen in beheer”, zegt Gerard de Laak
van Sportvisserij Nederland. “Die vragen aan

ons: wat moeten we nu? We hebben weleens
geadviseerd om geïsoleerd gelegen wateren te
verondiepen. Ook bij de planning van visvijvers
willen verenigingen weleens heel diep water
aanleggen, terwijl ondiep water productiever
is. We adviseren daar op te letten.”

Verondiepen levert weliswaar productiever
water en dus een steviger visstand, maar toch
is De Laak geen voorstander van systematisch
verondiepen. “Er wordt nu bijvoorbeeld
gewerkt met vervuild slib dat kan uitlogen naar
het grondwater. Het gaat ook om de vraag hoe
het slib wordt afgedekt en hoe veilig dat is.
Over het algemeen hebben diepe plassen
minder waarde voor de visstand, maar in
bepaalde opzichten juist wel. Diepe plassen
hebben vaak steile taluds waar snoekbaars en
baars graag zitten. Zulke wateren kunnen langs
de rivieren dienen als refugium bij hoge
waterafvoeren of voor de overwintering. En als
langs de oevers voldoende vegetatie en dood
hout voorkomt dient het als paai en opgroeigebied
voor jonge vis. Zeker als een plas wat
ouder is, groeit de waarde voor de vis.

Lang gelden heb ik de zandwinput de Kaliwaal
bemonsterd. Ik was verbaasd over de visrijkdom.”

Het is goed om niet alleen te kijken naar de
visstand, zegt De Laak. “We weten er nog niet
zoveel van, maar er zijn zandwinputten met

bijzondere flora en fauna.” Zo leeft bijvoorbeeld
in de diepe sportvisplas Watergoor in
Nijkerk een muggenlarve (Chaoborus) die ’s

nachts door de spronglaag naar het oppervlak
migreert, terwijl hij overdag afdaalt, vermoedelijk
om vispredatie te vermijden. “Dat zijn

bijzondere verschijnselen op deze zandwinplas.
Je moet dus een goed beeld hebben,
voordat je kiest voor verondiepen. Veel

mensen vinden dat zandwinplassen weinig
diversiteit hebben en bij natuurontwikkeling
is groei van diversiteit juist het doel: meer

soorten planten en dieren is beter. Maar het
ontbreken van diversiteit is ecologisch uniek.
Dat heeft ook een waarde. Als we alle plassen

gaan verondiepen, krijgen we eenheidsworst.”

Zelfs op grote dieptes kunnen nog waterplanten groeien.

Share this post