Wist je dat: slangen langs de waterkant

Van de drie Nederlandse slangensoorten is de ringslang de meest voorkomende. Hij onderscheidt zich van de andere twee (de adder en de gladde slang) door zijn grijze, olijfkleurige ‘uniform’ met de kenmerkende gele nekvlek. Bovendien
is het een échte waterliefhebber: de kans bestaat dat je er tijdens het vissen ineens een voorbij ziet zwemmen.

Foto: Jelger Herder

De ringslang wordt maximaal 1,20 meter lang en is daarmee de grootste van de drie slangen die in Nederland voorkomen. In principe komt de soort in alle provincies voor, met uitzondering van Groningen, Noord-Brabant en Zeeland. Met name het Veluws-Drents district
en laagveendistrict – waaronder het Groene Hart – zijn belangrijke verspreidingsregio’s. Hoewel de soort qua aantallen en verspreiding in Nederland ‘stabiel’ is over de laatste 30 jaar, staat de ringslang op de Rode Lijst wel als kwetsbaar geclassificeerd. Verlies en versnippering van leefgebied door o.a. woningbouw vormen de grootste bedreigingen. Ook het intensieve wegennet (inclusief fietspaden) eist zijn tol: jaarlijks worden veel ringslangen doodgereden in het verkeer.

10 – 30 eitjes

De ringslang is net als vissen koudbloedig en gaat – zoals alle Nederlandse reptielen – ’s winters in winterslaap; zo van oktober tot maart. Op de eerste warme voorjaarsdagen komen de mannetjes eerst tevoorschijn en volgen korte tijd later de vrouwtjes. Dit is ook het begin van de paartijd waarbij mannetjes actief op zoek gaan naar vrouwtjes. Soms paart het vrouwtje met een veelvoud aan mannetjes, waarna ieder weer zijn eigen weg gaat. In juni gaan de vrouwtjes op zoek naar geschikte plekken om hun eieren af te zetten. Om ze daarbij een handje te helpen, worden op veel plaatsen speciale broeihopen aangelegd. Vrouwtjes leggen ongeveer 10-30 eitjes die, afhankelijk van de temperatuur, tussen eind juli en september uitkomen.

Goede zwemmer

De ringslang leeft altijd in de buurt van water en is een zeer goede zwemmer. Er zijn gebieden waar ze vrij talrijk voorkomen en sportvissers dan ook regelmatig een exemplaar zien zwemmen. Daarbij is dan vaak alleen het kopje dat boven de waterspiegel uitsteekt te zien. Een beetje geluk is dus wel vereist om een ringslang te spotten. Om actief te kunnen zijn en voedsel te verteren, moeten de dieren zonnewarmte opnemen; daarom zonnen ze graag. Dit doen ze meestal op luwe plekjes waar ze bij gevaar ook snel in de dekking of het water kunnen vluchten.

Niet giftig

De ringslang is volstrekt ongevaarlijk en zal voor mensen vrijwel altijd vluchten. Zie je er een, geniet er dan vooral van en laat hem verder lekker met rust. Grote kans dat het dier langs de waterkant op zoek is naar voedsel. Kikkers en padden vormen het hoofdmenu. Omdat de ringslang niet giftig is en ook niet wurgt, gaan alle prooien levend naar binnen. Hoewel ze ook kleine visjes lusten, vormt dit geen algemeen voedsel. Omgekeerd vormen vogels – zoals de reiger – de belangrijkste natuurlijke vijanden. Maar ook de snoek zal een jonge, voorbij zwemmende ringslang niet versmaden.

Share this post